Dat is moeilijk te zeggen, want ik weet niet hoe het is om geen autisme te hebben. Blijkbaar voel ik meer dan andere mensen, omdat ik geen filter heb. Daarom heb ik geleerd de meeste gevoelens te negeren, of minimaal te bewaren tot een later moment. Hierdoor gaat kou, pijn of warmte bijvoorbeeld wel eens aan mij voorbij.
Autisme doet geen pijn. Althans geen fysieke pijn. Soms heb ik echter liever fysieke pijn dan de pijn die ik voel bij sommige prikkels. Dat kan zijn bij interne prikkels, zoals schuld en schaamte. Maar het kan ook zijn bij externe prikkels, zoals heftige emoties bij andere mensen of als ik iets moet zoeken in een enorme drukte. Dat soort dingen doen mij veel pijn.
Een ander gevoel wat steeds terugkomt is dat van eenzaamheid. Niet omdat ik eenzaam of alleen ben, maar omdat het moeilijk voor mij is om te sparren over gevoelens, gedachten en doelen. Sommige autisten hebben daar geen behoefte aan. Ik wel, maar mijn gedachten zijn erg heftig voor anderen. Voor mij zijn het losse flarden zonder emotie en zonder betekenis. Als ik ze echter hardop zeg, dan schrikken mensen zich kapot. Of ze noemen mij ‘negatief’, ‘depressief’, ‘slachtoffer’ of ‘getraumatiseerd’. Dat betekent dat ik ze eerst moet vertalen en dat is heel moeilijk. Kies maar eens woorden voor betekenisloze gedachten die voor andere mensen begrijpelijk zijn, geen emotie bevatten en ook nog precies de inhoud weergeven.
Een enkele keer laat ik me gaan en dan komt er zo’n betekenisloze gedachte uit mijn mond. Dan kiest de toehoorder een betekenis en word ik daar maanden later nog mee geconfronteerd. Dus ik kan dat beter niet doen, maar dat voelt wel eenzaam. Want ik kan tegen niemand zeggen wat ik denk of wat ik voel.